Hoofdstuk
5
Historische
aspecten
5.1
Terugkeren
Ik ben natuurlijk geen
historicus en wil ook niet met allerlei jaartallen
komen aanzetten. Toch is een nauwkeurig en helder idee
van de menselijke geschiedenis, in ons geval in
samenhang met mechanisatie en het tijdsysteem,
noodzakelijk. Er is onder historici enorm gedebatteerd
over de juiste interpretatie van historische gegevens.
Gaat het met ons de goede kant op? Kunnen we de ziel
behouden? Wat is goed en wat is kwaad, wie vriend en
wie vijand. Getrouw de door mij gekozen methode, het
door persoonlijke ervaringsfeiten objectiveren van de
ware tijd om daarmee de eeuwigheid te dienen, stond ik
voor de opdracht mezelf te plaatsen in andere eeuwen
en zo visie te ontwikkelen op de reeds kritisch
gerelativeerde `Verlichting'. Daartoe moest ik mezelf
zien te herkennen in historische figuren, personen,
die tezamen een voorbeeld vormen van de evolutie van
de menselijke ziel in samenhang met culturele
verworvenheden. Voor de christelijkheid is dat een
ongebruikelijke methode. Men objectiveert zoveel
mogelijk alle historische feiten en probeert zo orde
te ontdekken. Ik wil uitgaan van de natuurlijke orde
van de geïdentificeerde, persoonlijke ziel, het
subject in worsteling met God, de natuur en de
cultuur. Daartoe was het nodig niet te veronderstellen
dat ik een christen ben die vertrekt naar de hemel na
zijn dood, om daar voor eeuwig te vertoeven. Neen, ik
moest mezelf zien als iemand die nooit klaarkomt met
zijn werk en telkens weer moet terugkeren om dat werk
voort te zetten. Dat is niet niks. Het leven kan
bijzonder zwaar zijn en de wereld wordt ook wel eens
als de hel gezien, een tranendal, een plaats van
zonde, boete en straf. Ook andere religies stellen dat
streven voor de eeuwigheid een onomkeerbaar iets moet
zijn dat bevrijdt uit de kringloop van leven en dood,
het rad etc. Hindoes spreken van vele levens voordat
men zich met Ishwara, de Heer heeft verenigd.
Christenen spreken van de enkelvoudige wedergeboorte
in Christus die bevrijdt van zonde en tot de hemel
voert. Ik zelf wil hierin geen tegenstrijdigheid zien.
Ik wil het als een avontuur, een spel, een vorm van
genade en werk zien, om telkens onwetend te worden
geboren en telkens de weg naar het licht der
eeuwigheid opnieuw te ontdekken, tweemaal geboren te
zijn, herboren te zijn. Mijn vader gaf me de naam
René, de herborene, en ik ben er blij mee. Ik
kreeg nog meer namen, voluit: Renatus, Petrus,
Bernardus, Antonius. Later vroeg ik hem waarom zoveel
namen. Antwoord: het is Katholieke traditie en onze
achternaam Meijer is zo gewoon dat een paar extra
voorletters wel gewenst lijken.
Nu moest ik dus 'mijn' vorige
geboorten gaan reconstrueren met als leidvraag 'wie
ben ik'. Terugkijkend moeten dat dan stadia van
ontwikkeling voorstellen waaruit de andere min of meer
logisch volgen. Vooruit ziend in de toekomst is er dan
slechts één doel: het antwoord 'Ik ben
zuivere geest' te vinden, tezamen met de kenmerken van
de hemel die door de Hindoes zijn omschreven als 'sat,
cit, ananda', resp. eeuwigheid, bewustzijn en
gelukzaligheid. Aldus mediterend realiseerde ik het
belang van enerzijds jaartallen en anderzijds feiten
uit mijn eigen leven. Perfectionisme is de weg naar de
hel hoorde ik laatst op de t.v. iemand zeggen en
inderdaad, het is zielloos je te verliezen in
cijfertjes en verhaaltjes over jezelf. Zo wordt het
een warboel van historische verzinsels. Ik snapte dat
voor mijn doel jaartallen belangrijk waren om te weten
dat de verschillende levens die ik koos elkaar niet
zouden overlappen. Ik kon niet twee personen tegelijk
kiezen, dan zou ik dubbel gaan zien en een
dronkenmansidee van dat tijdvak krijgen. Feiten uit
mijn eigen leven zijn verder niet om literair mee te
ijdeltuiten, doch om in te passen in de geschiedenis
van mijn 'eigen' ziel. De zaak moet dus kloppen, zoals
een legpuzzel past. Het is de vraag in hoeverre deze
zielkundig/persoonlijke methode een representatief
beeld oplevert van de mensheid i.h.a. of van de
tijdgeest in samenhang met ons onderwerp in het
bijzonder. Natuurlijk is het een experiment. Ik kan
daarbij bovendien niet anders dan in ideaalbeelden
denken, omdat het mijn eer aangaat. Derhalve mag het
wat ijdel overkomen als ik me laat representeren door
allerlei beroemdheden uit de westerse geschiedenis
sedert de twaalfde eeuw ongeveer. Ik heb voor mezelf
een hoog streefniveau geprojecteerd. Ik ben geen jonge
ziel natuurlijk, maar ik wil er hier niet op ingaan in
hoeverre ik vedisch priester, koning of keizer was,
griekse godheid of apostel, farao, romeins keizer of
paus, middeleeuws kwakzalver of indianenopperhoofd. Ik
wil me beperken tot personen uit de (voor-)
geschiedenis van de verlichting die aansluiten bij
mijn huidige levensopvattingen en positie. Dàt
is de representatie waar het mij om gaat. Het gaat om
de logica der zelfkennis, niet om die der
vervreemding. Hieraan voorafgaande nog een kort
overzicht van mijn huidige persoonskenmerken. Ik
spreek dan van daaruit over die personen in de ik-vorm
en probeer mijn motieven en ontwikkeling te verwoorden
tot één kort verhaal.
Ik werd geboren 23-9-1954, als
zoon van een kinderpsycholoog die op een
jezuïetensemenarie zat en die trouwde met de
dochter van een klokkenmaker. Mijn vader speelde piano
en ik later gitaar en nu ook een beetje piano. Ik heb
twee oudere zussen en kreeg er later nog drie
broertjes bij. Ik houdt van schilderkunst, tekende
veel, zowel realistisch als abstract, en studeerde
psychologie en oosterse levensopvattingen.
5.2
Identificaties
Mijn verhaal begint in
Ierland. Ik was de laatste der z.g. 'Hoge Koningen'
aldaar, genaamd Roderik (ca. 1191). Het was in de 12-e
eeuw na Christus dat ik de macht over het bestuur
verloor en me aan het eind van mijn leven moest
terugtrekken in een klooster. Ik werd herboren in
Japan in de 13-e eeuw alwaar ik onder de naam
Zen-nichi als zenmonnik naam maakte als stichter van
een aparte sekte en een boek schreef. Ik proclameerde
dat de `Lotus-Sutra' de enige juiste benadering was.
De sekte gold als elitair, gericht op het intellect en
de beschaafde, ontwikkelde mens. Ik ondervond
tegenwerking van anderen die vonden dat het geloof ook
voor de gewone mensen bereikbaar moest zijn.
In de 13-e eeuw werd ik
herboren als William van Occam (1290-1349), een
beroemd filosoof die als Franciscaan uittrad door
onenigheid over materiële verantwoordelijkheden
binnen de kerk. Ik wilde centrale roomse
verantwoordelijkheid, terwijl Rome wilde delegeren. Ik
vond dat afschuiverij en vestigde mij in Duitsland als
een later alom gerespecteerd leraar filosofie. Ik
schreef niet erg veel, maar werd wel door leerlingen
beschreven en geroemd om mijn methodische denkwijze en
principes. Zo verkondigde ik dat karigheid het kenmerk
was van de ware wetenschap. Dat vond algemene ingang
en werd later het z.g. scheermes genoemd dat werkt
volgens de redenering: 'Waarom gepieker over de tijd
als je al weet hoe laat het is?' (waarom met meer
elementen werken als het met minder ook gaat?). Ik
correspondeerde met de europese adel over de relatie
tussen de kerk en de adel. Na als Roderik het gezag
van de kerk te moeten hebben plaatsen boven dat van
mijn bestuur en ik er als Zen-nichi, de zen-monnik,
erin geslaagd was de benodigde kwaliteit van dat
geestelijk gezag te vestigen en verdedigen en
vervolgens als Occam ermee in de wereld ging om de
triomf der redelijkheid te verkondigen, werd ik,
gegrepen door de erfzonde er voor jezelf iets van te
maken, herboren als Leonardo da Vinci (1452-1543). Ik
ontwikkelde een enorme creatieve potentie en offerde
mijn leven en dat van mijn gelieven op voor God en de
wetenschap. Ik droomde van verre toekomsten en
mechanische wonderen en wilde een brug slaan tussen
religie, kunst en wetenschap. Mijn wetenschappelijke
werken werden minder bekend dan mijn schilderijen,
tekeningen en andere kunstwerken. Het speelde zich af
rond 1500, een tijd waarin het wereldbeeld met de klok
mechaniseerde en de kerk zijn absolute macht verloor
aan de renaissance van de vrije geest.
Ten einde van mijn frustratie
af te komen als denker niet gekend te zijn, nam ik in
de 16e eeuw geboorte onder de naam René
Descartes, ik had een groot respect voor
geestelijkheid, m.n. de jezuïeten, en adel, doch
behoorde tot geen van beiden. Ik was denker. De rede
was voor mij alles en ik schreef boeken over
wetenschappelijke onderwerpen om het belang van de
waarheid en de waarheid zelf te vestigen zonder dat
men zich daardoor verplicht zou voelen tot iets anders
dan zuiver weten. Ik was gefascineerd door het idee
dat mensen als machines zijn, bestuurd door de grote
gedachte van God en natuur. Ik filosofeerde over die
geest in de machine en concludeerde dat aangezien ik
kon denken ik er als geest moest zijn. Zo leverde ik
vanuit mijn ervaring het bewijs van de rede en de
menselijkheid die meer was dan alleen iets mechanisch
of lichamelijks. Omdat ik wederom veel schreef, net
als in mijn leven daarvoor, kreeg ik moeite met m'n
gestel. Ik was niet al te ferm gebouwd en begaf het
ietwat vroegtijdig. Mijn verhandeling over de methode
de waarheid in de wetenschap te achterhalen werd
beroemd en diende als basis voor de latere moderne
wetenschap.
Ik werd herboren in
Italië als de zoon van een middenstander met een
groot gezin. Ik was de enige van de kinderen met een
geestelijke instelling. Ik trad toe en liet me tot
priester wijden. Mijn vader was amateur musicus en ik
een talentvolle leerling. Ook na mijn inwijding bleef
die liefde bestaan. Bevredigd in mijn vertrouwen in de
gevestigde orde van staat en kerk waar ik in mijn
vorige levens toe had bijgedragen, begon ik mijn
creatieve behoefte om te zetten in muzikale
composities. Ik heette Antonio Vivaldi (geb. 1678). Ik
zag langzaam mijn contact met de medemens verschuiven
in de richting van de muziekwereld. Als priester gaf
ik het op. Ik vond een enorme bevrediging voor God en
de medemens de ware liefde te vieren in de vorm van
grote concerten. Ik organiseerde zelfs gezelschappen
bestaande uit enkel dames. Het raakte 'in' om je
muzikaal te scholen en met anderen te musiceren. De
tijd van droge woorden en versterven was voorbij. Ik
vierde mijn roem en componeerde tot ik wederom fysiek
eraan bezweek. Dat was halverwege de 18e eeuw. Ik
raakte in opspraak omdat ik met twee gezelschapsdames
reisde die voor me zorgden. Ik stierf in Wenen,
Oostenrijk. Vrij snel nam ik wederom geboorte als de
zoon van een hofcomponist in Salzburg, Oostenrijk. De
verrukking der muziek was mijn leven en mijn vader
mijn streven. Ik werd een wonderkind en ontwikkelde
muziek voor m.n. de piano. Ik wist van God en deugd,
kennis en medemens genoeg en hield me uitsluitend met
de muziek bezig. Ik heette Wolfgang Amadeus Mozart. Ik
werd niet erg oud. Ik raakte makkelijk verliefd en kon
enorm veel plezier hebben. Ik besefte echter mijn
deugd te moeten bewaren voor de piano. Anderen
betwijfelden of ik dit wel deed. Maar ik wist wel
beter. Ik raakte ietwat controversieel getrouwd met de
zus van een vrouw die ik artistiek erg waardeerde,
maar die te ambitieus was om voor mij grijpbaar te
blijven. Ik berustte in het huwelijk en deed alles
voor mijn gezin. Dat werd een drama. Ik was als
kunstenaar te hoogmoedig en verspeelde het vertrouwen
met de geestelijkheid die met de adel greep hield op
de kunst. Ik begon voor mezelf te werken, maar raakte
toen in 10 jaar tijd maatschappelijk, materieel en
fysiek volledig uitgeput. Mijn vrouw ook. Vele
miskramen lieten slechts een paar kinderen toe. Ik
werd in stilte begraven dat jaar de mooiste muziek van
m'n leven te hebben gecomponeerd. Het gebeurde als een
hartaanval (in feite een hartstilstand a.g.v. een te
hoog opgelopen koorts -red.) op een verwaarloosde
griep aan de vooravond van de franse revolutie.
Muziek was een zeer fysieke
ervaring en beproefde de gemeenschapszin. De in
voorgaande eeuwen opgebouwde analytische geest diende
aanvankelijk God, toen de adel en raakte ten slotte
van het Woord verwijderd in de kunst, in de muziek
voor iedereen. De orde van het Woord werd een
materiële en commerciële orde die zijn
discipline verloor in onmatigheid en uitbundigheid.
Mechanisatie kende een grote schoonheid in de muziek,
maar de creatieve drift beroofde de gemeenschap van
het gezonde verstand en de levenskracht en leidde tot
volkse rebellie en vervreemding en verstarring van
adel en kerkelijkheid. Men wist alleen nog maar dat de
liefde er moest zijn, maar hoe heilig Mijn opera Die
Zauberflöte kon, de waarden etalerend der
vrijmetselarij, deze waarheid slechts illustreren.
Ik werd herboren in een groot
gezin in 1856 als een joodse jongen. Ik wist van recht
en orde, maar van godsdienst moet ik niet veel hebben.
Ik wist dat morele moed kennis bracht en ik ging
medicijnen studeren. Ik wilde mensen helpen. Tijdens
mijn studie raakte ik gefascineerd door enerzijds
cocaïne, dat geschikt bleek te zijn voor de
tandartspraktijk en een zeker recreatief genoegen. Ik
raakte niet verslaafd, maar wel, anderzijds, erg
betrokken bij geesteszieke personen. Fin de
siècle waren er grote beroeringen onder de
gegoede burgerij. Er was een grote angst van mensen
voor het leven zelf. Eindeloos sprak ik met mensen om
hun zieleroerselen te begrijpen. Ik liet ze vrij
associëren en rangschikte geduldig de diverse
inhouden tot ik verband ging zien. Dat stelde ik voor
en men was het er dan wel mee eens. Gesterkt in het
vertrouwen dat dit een goede methode was de waarheid
te achterhalen, ging ik verder studeren. Ik
bestudeerde hypnose in Parijs bij een beroemd
zenuwarts en bouwde na mijn studie een praktijk op om
ook zoiets te gaan doen. Ik publiceerde mijn
ideeën maar had aanvankelijk weinig succes.
Jarenlang worstelde ik met mezelf en de waarheid. Ik
was een eenling, leefde met twee vrouwen, m'n
echtgenote en haar zus, en een hond op een boven-etage
en verdiende moeizaam de kost. De reguliere
geneeskunde trok me niet en mensen helpen vond ik
eigenlijk een crime. Ik had een wetenschappelijke
interesse, dat wel, en zag de patiënt meer als
studiemateriaal.
Aan m'n machteloosheid en
isolement kwam zo rond mijn 50-e een einde. Ik raakte
bevriend met een man genaamd Carl Jung. Hij was
bijzonder geestdriftig en intelligent en begreep alles
van herr Sigmund Freud, dat was mijn naam. Jarenlang
ging het goed en we bouwden samen met andere collegae
een bloeiende vereniging op die de mensheid het
gezonde verstand zou redden. De psychoanalytische
vereniging. Ik schreef vele boeken over allerlei
gevallen van geestelijk lijden en plaatste de
problemen onder de noemer 'moeilijkheden met de
vader'. Ik had vele termen ter beschikking en bouwde
hele verklaringssystemen op. Ik zei meestal niet veel
meer tegen de mensen dan `uw tijd is om'. Ik was
verzot op sigaren en vesten met een zakhorloge en
kreeg problemen met mijn mond. Ik kreeg kanker. De
kanker ontwikkelde zich parallel aan het fascisme en
toen ik daarvoor naar Engeland uitweek bezweek ik op
23 september 1939 aan de vooravond van de 2-e
wereldoorlog.
(zie ook
renown
ego's voor een '99
update van deze paragraaf met links en
foto's)
5.3
Verantwoordelijkheid
Op de kop af 15 jaar later op
23 september 1954 werd ik herboren als een Hollander,
maakte de sexuele revolutie mee en genas van de
verstandsverbijstering van het electronische tijdperk
m.b.v. guru's. Tot zover de geschiedenis van een
moderne ziel. Ik berust erin dat ik dit eventueel
allemaal geweest ben. De gedachte geeft me rust. Voor
mij is dat het criterium voor de persoonlijke
waarheid. Als ik denk een ander geweest te zijn
ontstaat er chaos. Met deze personen
geïdentificeerd heb ik leren leven. Ik ben er de
oude door geworden. Het is mijn referentiekader als ik
nadenk over de tijd. Een tijdlang liep ik rond,
refererend aan de levens van grote heiligen , maar kon
dat niet volhouden. Vroeger waren dat psychologische
denkmodellen als die van Sartre en Maslow (resp. het
existentialisme en het humanisme). Nu is het een
antwoord op de vraag 'wie ben ik': 't persoonlijk
aspect van God dat zich bezig houdt met de analytische
vrije geest.
Het herstel van de macht der
rede in het Freud-leven was een gepolariseerde. Hoe
meer Freud en zijn maten redeneerden des te minder
deden de fascisten het. Recht kwam tegenover onrecht
te staan als een persoonlijke strijd in de 19-e eeuw.
Het was een uitvloeisel van de verworden sociale orde
opgebouwd rond het uurwerk. Het belangrijkste dat
Freud zei was: 'Uw tijd is om'. Hij kon de mensen geen
andere samenleving bieden en hoopte dat inzicht
vrijheid bracht, de geest zou verheffen. Sommigen
lukte dat toen, en vandaag de dag nog, maar of die
activiteit niet gebaseerd is op louter elitaire
zelfbevestiging en vervreemding is de vraag. De
analyse was er niet voor iedereen, duur dus. Bij
Vivaldi en Mozart kunnen we zien hoezeer de vitale
gezondheid wordt uitgeplunderd door het vieren van de
christelijke orde. Deze uitputting viel samen met het
dienen van de rebellie van de massa tegen centraal
gezag. Instituten van orde raakten in diskrediet en
werden uitbuiters genoemd i.p.v. vertegenwoordigers.
De zaak was gepolariseerd en knalde in de 20-e eeuw
zich ongelooflijk gewelddadig de hel in. Moreel zou je
kunnen zeggen dat 'Jantje eens pruimen zag hangen, o
als appelen zo groot' en verder: `Hij plukte alle
vruchten af en toen ging het levensboompje dood'.
Schrijven en componeren is dus
een probleem, een secundaire oorzaak van uitputting
van het geduld van de sociale orde die dat mogelijk
maakt. Je kan niet zeggen dat het slecht is de geest
tot kennis en harmonie te brengen. Je kan wel zeggen,
het is slecht niet God en de gemeenschap, maar slechts
jezelf, de `elite' ermee te dienen, ofwel: het drama
van de `Verlichting' is dat van het z.g.
materiële of valse ego. Ik schrijf nu dit hele
epistel, ook een vals ego, terwille van de harmonie
van het tijdbesef in relatie tot God van de hele
mensheid ten behoeve van de juiste karigheid, zie
Occam, en de redelijkheid, zie Descartes. Dàt
is haar rechtvaardiging. Argumenteren vraagt tijd, en
ik kan dat alleen maar omdat ik verwijs naar iets, een
rapport, dat op zich voldoende zou zijn. Dit schrijven
is, zoals gezegd, kostbaar, vergt veel van mezelf en
mogelijk ook van de gemeenschapszin. Maar ik hoop
oprecht dat dit het laatste boek zal zijn. De noodzaak
van het beschrijven van analyses moet afgelopen zijn.
Er moet rust en orde komen, anders draait de
samenleving zich andermaal atheïstisch,
nihilistisch en projecterend polariserend de
vernietiging in met vijandbeelden. De golfoorlog was
mogelijk maar een klein voorspel van een gigantisch
oost-west konflikt. Het `westen' put zich uit, het
'oosten' versterft. Dat kan niet goed gaan. We moeten
integreren.
Het hele culturele gedoe
van tegenwoordig kan een secundaire oorzaak voor een
wereldoorlog zijn. Het is een geperverteerde
mannelijkheid doe zich door een fout idee van
causaliteit teveel op puur materieel, vrouwelijk
terrein begeeft (p.16). Het vrouwelijke, het
tijdsidee, kan zich moeilijk verdedigen en moet liefde
geven. Veel van die liefde heet nu zelfstandigheid en
vrijheid. Maar de idealen verwateren en de leugen
leeft. We moeten goed in de gaten houden in welke
richting we ons ontwikkelen. Als `primaire', in de zin
van voorafgaande aan een andere, secundaire, oorzaak
dient zich de mechanistische verwording aan die als
wortel de steeds toenemende rigiditeit, valse
eenwording, polarisering en maatschappelijke
destabilisatie van het fundamentele tijdbewustzijn
kent. De klok is de vader van alle machines, het is
die 'Vader' waar Freud naar verwees ookal was hij het
zichzelf niet bewust. De klok is het valse gezag dat
in frictie verkeert met de natuurlijke dynamiek van de
ware tijd wat ertoe heeft geleid dat mede door de
uitputtende artistieke compensaties van het gezag zelf
het gezag de valsheid in de schoenen geschoven kreeg.
Als de samenleving zich vastklampt aan de klok, m.n.
de orde van het leidinggevende ego, maar de klok tegen
de natuur ingaat, is het niet te verwonderen dat de
leiding zelf perverteert, tegen de natuur, God en de
medemens ingaat, en de samenleving verwordt tot een
leugenachtige twistzieke, gepolariseerde en
versplinterde massa vol mensen die geen enkel ander
houvast vinden dan wat literaire illusies,
electronische dromen en drugs. De kerk verloor iets te
veel van haar schapen aan de schone schijn van de
mechanische orde.
Een juist idee van causaliteit
geeft een heel andere kijk op persoonlijke
verantwoordelijkheid. De geschetste historische
verbondenheid van de persoonlijke ziel speelt zich ook
af op het moment. De hele mensheid is op ieder moment
verantwoordelijk voor de werking van de actuele
tijdgeest. En wie geestkracht ontwikkelt, zoals ik
voor dit schrijven, moet voorzichtig zijn en niet voor
zichzelf beginnen te redeneren. De waarheid van het
mannelijk causaal axioma is een klassieke vervat in
het woord `De Schepper'. Als die werking perverteert
op het moment, ben ik zelf mede verantwoordelijk
Bij voorbeeld. Op het ogenblik
(17-10-'91) woedt er een burgeroorlog in
Joegoslavië tussen de verschillende deelstaten.
Kroatië wil onafhankelijkheid, Servië is er
tegen en bevecht met een federaal leger de
onafhankelijkheid als egoïstisch kwaad. Ondanks
talloze politieke overeenkomsten, woedt de oorlog
verder. De legerleiding van het federale leger handelt
op eigen motieven en gezag en trekt zich van politieke
besluiten weinig aan. Tegelijkertijd ontwaak ik deze
morgen met een verstijfde rug. Ik snap niet waarom. Ik
zie het ontbijtnieuws en hoor dat er een storm
windkracht 10 en 11 op komst is. Opvallend bericht: in
Amerika, Texas, in een plaats genaamd Killeen stormde
gisteren toen ik de vorige alinea's schreef een
gestoorde man een restaurant binnen en schiet met een
automatisch geweer 22 mensen dood. In het
Midden-Oosten onderhandelt men eindeloos ter wille van
de Palestijnse kwestie zo zwaarwegend voor de
toekomstige vrede aldaar. Dit is het historische
tijdperspectief van dit moment. Mijn strijd voor de
waarheid en de klassieke maatschappelijke orde lijkt
op die van de Joegoslavische burgeroorlog. Ik blijf
doorvechten als een onderhandelend politicus om
duidelijk te maken hoezeer eenheid in verdeeldheid een
natuurlijk gegeven van de ware tijd, een eeuwenlang
min of meer met de klok gerespecteerd iets is, maar nu
vergeten en verward is geraakt. De wetenschap m.i.v.
de ambtenarij die steeds het voordeel van de twijfel
probeert te genieten en te behouden, vecht, zoals de
joegoslavische militairen door op eigen motieven en
trekt zich ondanks talloze voorgaande pogingen,
waarover later nog meer, niets van mijn `politieke' en
wetenschappelijke bijdrage aan. Pleitend voor God en
goedheid, maar niet kunnende ontsnappen aan
waarschuwingen en probleemstellingen, ontstaat er een
enorme schaduw in de sfeer van de persoonlijke
wanhoop. Ik construeer een exclusieve historische ziel
en verenig me ermee, in Texas moordt een maniak een
partij vleeseters uit en pleegt daarop zelfmoord als
wilde hij zich als tegenpool in de dood verenigen. Het
verschil tussen zijn en mijn vereniging zit hem in het
axioma van de causaliteit. Ik zie God, het leven, het
werkend moment als causaal; hij ziet de wereld, de
anderen, de verdeeldheid, de tijd en de materie en
vervreemding als causaal. Om het voor de
leertheoretici nog maar eens heel duidelijk te zeggen:
het leven, God, de Ware Liefde, is de primaire
oorzaak, van haar eigen expansie, differentiatie en
manifestatie in welke vorm dan ook, organisch of
anorganisch, in welke volgorde dan ook; de secundaire
oorzaak is de terugwerking, het effect van natuurlijke
elementen en maatschappelijke systemen in een
systematische evolutie. Zonder dit primaat lopen we
vast in weerstanden, beschuldigingen en uitzichtloze
oorlogen, waarover in hoofdstuk 7 meer.
5.4
De Engel
Recentelijk verscheen een
nieuw boek van Pieter Vroon, de controversiële
professor in de psychologie die zo briljant allerlei
losse ideeën bijeen weet te voegen tot een
hapklaar geheel, als was hij Pascal, zijn idool, zelf.
Het boek heet 'Kopzorgen'. Daarin maakt hij melding
van een frans manuscript uit de 15-e eeuw waarin een
plaatje van mensen die kijken naar een klok waarvan
het raderwerk zichtbaar is, met daarboven een engel
die de klok gelijkzet. Temperantia is de naam van de
engel. Deze was een symbool voor de zelfbeheersing.
`Zoals het regelmechanisme in de klok de energie
daarin opgesloten gedoseerd toedient, zo zou ook de
mens zijn eigen driften beteugelen', meldt Vroon en
voegt daar de vraag aan toe: fungeert de mens nu als
maat voor de machine of andersom? Dan begint hij te
praten over een 19-e eeuwse utopist (Samuel Butler),
een ander alter-ego van hem, die waarschuwde tegen de
macht van machines. Vroon toont duidelijk zijn afkeer
van de controle-maatschappij (hij houdt er ook niet
van, blijkens een t.v.-interview, bekeuringen te
betalen), doch kan niet kiezen voor de Engel van de
waarheid (hij is ook niet uit op de zin van het leven,
zei hij). Hij ziet de tot falen gedoemde zedenmeester
van de zelfbeheersing. Temperantia betekent
temperance, matiging, de zelfbeheersing die zichzelf
voorkomt. De engel maakt de mensen bewust van het feit
dat de waarheid van de tijd die matiging inhoudt,
d.w.z. dat ze niet alleen ervoor moeten oppassen door
onmatigheid te vergeten de klok op tijd te zetten,
maar ook zich niet van te voren hoeven uit te putten
in compensaties als ze tijd, de ware, de natuurlijke
orde respecteren. Dàt is bedoeld. De klok
alleen is niet zonder meer symbool van menselijke
zelfbeheersing, integendeel, het is even zo goed
symbool van de erfzonde, de ondergang, het is een zich
verlustigen over de orde van de tijd, vertegenwoordigt
een gebrek aan vertrouwen in God, de eigen natuur en
de vrijheid. De engel wijst slechts de weg terug naar
de waarheid van de tijd, de natuur zelf. Hoewel de
klok God's orde op aarde kan representeren en daarvoor
bewonderd kan worden, vertegenwoordigt ze ook het
tegendeel, de mislukking de engel te zien. In de 15-e
eeuw zag men een engel. Vroon ziet het
regelmechanisme. Hij heeft het over een interpretatie,
terwijl het gaat over een objectief feit, de ware
tijd, de natuur, God. De vraag die Vroon stelt is
typisch voor de moderne wetenschap, men heeft de klok
horen luiden, maar weet niet waar de klepel hangt. Het
plaatje figuurlijk nemen, als symbool voor
zedelijkheid leidt weliswaar tot een zede van
tijdbeheersing maar kan alleen zonder verdere
gedachten op gezag van een engel (God of de Natuur)
worden aanvaard. De dualiteit van de controlevraag die
Vroon stelt is die van een machtsstrijd, de engel
negerend, tussen klokkenmaker, machtsinstituut en
klokkenkijker en onderdaan. Dàt is een 19-e
eeuwse polarisatie, een manier van doordraaien
gebaseerd op controlewanen. Het gaat dan niet meer om
een `ghost in de machine' zoals ten tijde van
Descartes werd bediscussieerd (zie D. Draaisma in 'Het
Verborgen Raderwerk'), maar om 'power in the machine'.
De dualiteit is een illusie gebaseerd op een gebrek
aan vertrouwen in de natuurlijke orde, God en de Engel
der matiging. De werkelijkheid is niet populair, maar
tri-polair. Er is het ja en het nee van de wereld
èn het misschien van het mogelijke bewustzijn,
het leven, de toename, het nieuwe daarmee.
Driepuntigheid geeft netwerken zoals in de hersenen.
Polariteit geeft vierkanten en hokjes,
driedimensionale materie zoals bij kristalstructuren.
Polariteit is materieel primitief, tripolariteit is
van het leven, materieel geëvolueerd en vitaal.
Het bewustzijn dat zich evolutionair kent als een
mogelijkheid neemt vorm aan in het polaire en geeft er
de dimensie van de vitale beweging, de werking van het
moment, het leven aan. Leven is een soort
tijdversnelling; evolutionaire principes komen tot een
kookpunt en beginnen integriteiten af te schermen als
een abstractie, een mogelijkheid, een singulariteit,
vitaal snel zelforganiserend ofwel bewust. God is dan
natuurwetenschappelijk gedefinieerd als een
mogelijkheid, alomtegenwoordig; als bewustzijn
organiserend of wetend; een aan zichzelf steeds
gelijke expanderende eenheid zoals we de expansie van
de kosmos kennen aan haar roodverschuiving
(Doppler-effect): alles beweegt zich naar buiten,
groeit, op hetzelfde moment en is ook hetzelfde
moment, dezelfde beweging. In de z.g. nieuwe fysica
waarbij namen horen als die van Bohm en Capra, is dit
soort inzichten heel normaal. Men spreekt van het
holografisch paradigma (Wilber) en de
geïmpliceerde orde gekenmerkt door keuzevrijheid
of ìngevouwenheid': enfolded order' (Bohm en
Krishnamurti).
5.5
Tijd-Ego
In het historisch perspectief
spraken we van compensatieculturen, in het bijzonder
de muziekcultuur. Een fysieke activiteit van
subliminale aard hoeft echter nog niet de
('geïmpliceerde') orde uit te putten. `Voor
jezelf bezig zijn' zou dan het probleem zijn, zoals
bij Mozart in zijn laatste jaren. Waarom verloor deze
het contact met de autoriteiten, waarom hem hoogmoed
verwijten? Antwoord is dat hij in zijn ware
tijdbewustzijn gestoord raakte en in zijn ego
vastdraaide. Hij kon zichzelf niet als een
reïncarnatie van Vivaldi zien, die draad oppakken
en tot zuiverheid komen. Hij zat op de golflengte van
Haydn en zijn eigen vader, die wisten dat muziek maken
je aanpassen aan de heersende normen is. Daarin waren
verschuivingen opgetreden. Het toenmalige Venetië
b.v. was reeds zeer decadent. In Duitsland had Bach
Telemann verdrongen door veel experimenteler,
emotioneler buiten de toonsoort om harmonische
spanning in de muziek te brengen. Hij was de orgiast
van het huwelijk tussen de klassieke orde en het
persoonlijke ego. Mozart was hier erg van onder de
indruk en raakte daardoor, en mede door de zonen van
Bach, beïnvloed en ging zelf experimenteren. In
de kwartetten die hij schreef voor Haydn, die een
huisvriend was, verlegde hij zijn grenzen en was zeer
los in de toonsoort, omspeelde die voortdurend. Hij
wilde gevoel, excelleren, emotioneel effect en vergat
de vitaliteit van de klassieke orde van de italiaanse
barok die zelden of nooit te ver ging met de
eigenheid. Zo ging de eenvormigheid in de klassieke
muziek verloren. Het ego dat werd opgebouwd bestond
bij de gratie van het tegen de regels van het
componeren, de harmonieleer, ingaan. In de twintigste
eeuwse `klassieke' muziek, werkt dat sterk door als
een karikatuur van zichzelf. Er is geen muziek meer,
geen tonaliteit, geen orde. Men drukt oorlogswaanzin
en moderne vervreemding uit. Net als in de
schilderkunst. Kunst bedrijven werd een compensatie
van zwakheden, verwees niet meer naar de natuur en
ontaardde in rebellie en chaos. Toen Mozart in Berlijn
was, na ontslagen te zijn door Coloredo, de
aartsbisschop te Salzburg, en hij zich in bijzondere
toonexperimenten voor de duitse koning overmatig
emotioneel betoonde, moet deze hem met de woorden
hebben gemaand: 'Mais monseigneur Mozart, votre
continence!'. Mozart kon zichzelf niet meer beheersen,
niet meer binnen de tonaliteit blijven, niet meer
ophouden met werken. Hij liet zich gaan in
verliefdheden en emotionele wanhoop. Hij bleef bij de
geestelijkheid uit de gratie en was aangewezen op het
volk.
Als we nu het volgende
muzikale voorbeeld bekijken, dan zien we dat in dit,
zonder veel moeite door mezelf gecomponeerde, stukje
muziek, de orde en de ernst van Bach doorklinkt, maar
dan zonder het tonale orgiastisch experiment.